Naar een moraal van de ondergrond
Samenvatting, commentaar & toelichting bij de Conferentie Mind the Gap! Sinkholes in Twente

Door Alfons Uijtewaal en Margarita Amador, Huize Aarde, 12 december 2015. Deze tekst is gepubliceerd als onderdeel van de conferentiebundel Mind the Gap!, van de Wetenschapswinkel van de Universiteit Twente, Wewi projectnummer 2462.

Kennisuitwisseling en debat is in het belang van het maatschappelijke besluitvormingsproces rond het gebruik van de Nederlandse c.q. Twentse ondergrond als opslagmedium voor gevaarlijk afval. Dit besluitvormingsproces vangt naar verwachting begin 2016 aan in de gemeente Enschede met een inspraakronde over de wijziging van het bestemmingsplan Boeldershoek, alwaar als proef de eerste drie instabiele cavernes met afval gevuld zouden moeten worden. Er bestaat wereldwijd geen ervaring met het stabiliseren van zoutcavernes met risicovol afval. Voordat knopen worden doorgehakt dienen antwoorden gezocht te worden op vragen als: zijn de gevaren bij alle betrokkenen in beeld? Wegen de risico’s die we met dit experiment nemen op tegen de risico´s die we proberen te verminderen? Kunnen wij de volgende generaties met een dergelijke onherstelbare situatie opzadelen?

NB op 14 december 2015 hebben de betrokken bedrijven besloten van de proef af te zien omdat maatschappelijk draagvlak snel afnam. Desondanks is het zinvol antwoorden op dergelijke vragen te formuleren, omdat herhaling van een vergelijkbaar initiatief niet is uit te sluiten.

Gezien de complexiteit, risico’s en belangen is inbreng vanuit meerdere vakdisciplines nodig v). Verwerking van afval in de ondergrond is volgens enkele auteurs in een internationaal geologisch tijdschrift tegenwoordig geen pure geologische en technologische en kwestie meer. Ook sociaalpolitieke aspecten zijn van belang in de besluitvorming. Deze auteurs pleiten voor openheid en transparantie, waaronder volledige informatie over de samenstelling van het afval en over de vereisten voor veilige ondergrondse opslag. Ze bevelen een nationaal debat en consultatie aan. Daarnaast zou de bevolking actief betrokken moeten worden bij, en invloed moeten hebben op, de besluitvorming c).

In Nederland/Twente wordt slechts gedeeltelijk voldaan aan dergelijke criteria voor goed bestuur. Bewoners, ambtenaren en politici op lokale, regionale en nationale schaal, zijn hier allen volledig afhankelijk van de informatie die de belanghebbende bedrijven o.a. over de giftigheid van de vulstof beschikbaar stellen. De Vereniging tot Behoud van Twekkelo kreeg in 2012, als antwoord op een vraag over de ingrediënten van de vulstof, enkel te horen dat het “metalen” bevat. In april 2015 stond in de concepttekst voor de herziening van het bestemmingsplan Boeldershoek, en vervolgens op de voorpagina van de regionale krant TC Tubantia, dat het om “ongevaarlijk afval” gaat. En tijdens de conferentie Mind the Gap! krijgt het publiek van AkzoNobel te horen dat het aandeel giftige bestanddelen in de vulstof niet meer dan 2% bedraagt. Dat lijkt weinig, maar is nog altijd 2.600.000 liter o.a. dioxinen en furanen bevattende gifstoffen per caverne.

Dioxinen en furanen zijn de meest giftige stoffen die de mens heeft geproduceerd. De Nederlandse Gezondheidsraad en wetenschappers wereldwijd wijzen er keer op keer op dat dergelijke stoffen in uiterst lage concentraties (een miljoenste deel van een gram) onder meer de ontwikkeling van het embryo kunnen verstoren of kankers kunnen veroorzaken. Het zijn stoffen die in het organisme ophopen en in een cocktail gezamenlijk actief zijn. Dat geldt ook voor andere organische verbindingen en zware metalen in het afval. Ze hebben daardoor in feite geen minimale effectdrempel. In de milieukunde geldt daarom dat alles wat in direct contact komt met dergelijk afval ook als gevaarlijk afval beschouwd moet worden: verpakkingen, leidingen, pekel, in de gevulde caverne vallend kleisteen.

Chemicus Dr. Roland Weber, een Persistant Organic Pollutants consultant uit Duitsland, gaat tijdens zijn presentatie verder in op de hormoonverstorende (endocrine disrupting) werking van deze verontreinigingen. Voor de duidelijkheid, Weber spreekt over “fly ashes”, en doelt daarmee op vliegas, ketelas, rookgasreinigingsresidu en filterkoek tezamen. Al deze afvalstromen van het verbrandingsproces zijn geselecteerd als vulmiddel voor de Twentse stabilisatie-pilot.

Ook milieuchemicus professor emeritus Lucas Reijnders van de Universiteit van Amsterdam, die de conferentie niet kon bijwonen, geeft op verzoek alsnog zijn visie op de materie weer r). Hij stelt dat we ervan uit moeten gaan dat de giftige ingrediënten in vliegas e.d. nimmer hun giftigheid kwijtraken, waardoor de eisen voor de opslag van deze vulstoffen strenger dienen te zijn dan voor radioactief afval.

Dr. Ir. Wolfgang Minkley, van IfG Leipzig, laat in zijn lezing zien dat steenzout als ondoordringbaar bekend staat. Dit is inderdaad een veel gedeelde opvatting onder geologen, maar het is zinvol hierbij een kanttekening te plaatsen. Buiten dat de instabiele cavernes in Twente deels niet meer over een beschermend zoutdak beschikken en in direct contact komen met het bovenliggende zwakkere kleisteen, is ondoordringbaarheid van zout geen regel. Bekend is dat steenzout onder hoge druk vloeibaar wordt (hoe dieper hoe meer druk, hoe hoger de temperatuur, hoe viskeuzer het steenzout). Iedere zoutcaverne zal daarom (indien diep gelegen) op korte of (indien ondiep gelegen) op lange termijn dichtgedrukt worden. Gedurende dat proces kan de inhoud via scheuren en lekkende leidingen naar buiten gedrukt worden. Dat ondiep gelegen (koud) steenzout door man-made en natuurlijke spanningen ook op kortere termijn via porie-vorming doordringbaar kan worden, is pas recentelijk in het veld aangetoond s). Het is om deze onbetrouwbaarheid van steenzout dat de provincie Drenthe de verwerking van gevaarlijk afval in zoutlagen expliciet afwijst. Zowel de diepere als de minder diep gelegen zoutkoepels beschouwt men als ongeschikt voor de opslag van stoffen van welke aard dan ook d).

In weerwil van deze onbetrouwbaarheid van steenzout probeert Akzo reeds vanaf halverwege de 70-er jaren gevaarlijk afval in diepe (Groningse) zoutcavernes op te slaan g). Omdat afval in cavernes bij calamiteiten (zoals aardbevingen) “niet terugneembaar” is, werd dit plan toen door de politiek afgewezen. Toch pleitte Akzo in de 80-jaren opnieuw voor het gebruik van stabiele (!) cavernes voor afval g). Terugneembaarheid bleef evenwel tot op heden het belangrijkste criterium voor de overheid om dit niet toe te laten. In 2009 gaf de instabiliteit van enkele tientallen Twentse cavernes de aanleiding voor een uitzondering op dit criterium. Maar wie zegt dat een geslaagde stabilisatie met gevaarlijk afval in Twente niet ook deuren opent voor het gebruik van andere cavernes voor dergelijk afval?

En door wie, hoe en wanneer wordt bepaald of de pilot geslaagd is? Dienen we ook hier op de bedrijven af te gaan? Uit de Milieueffectrapportage voor de Pilot Stabilisatie Cavernes Twente 3.0 (okt. 2013) valt af te leiden dat reeds gedurende de 6 à 7 jarige proefperiode met de verwerking van restproducten van afvalverbrandingsinstallaties in drie cavernes hoge financiële opbrengsten behaald kunnen worden. Twence spaart ongeveer 25 miljoen euro aan opslagkosten en 5 miljoen euro aan vervoerskosten uit. AkzoNobel genereert zo’n 40 miljoen euro aan inkomsten. Deze gunstige financiële vooruitzichten maken onbevooroordeelde inschatting van risico’s, van het verloop, en van de uitkomsten van de proef, onwaarschijnlijk.

Ir. Marinus den Hartogh van AkzoNobel Hengelo, meldt tijdens zijn voordracht dat de bedrijven alle aansprakelijkheid nemen voor hun activiteiten. Daarentegen legt Associate Professor Ethiek van de techniek Dr. Henk Zandvoort van de Technische Universiteit Delft z), tijdens zijn presentatie (en verder in de gegeven referenties) uit dat Europese regels BV’s en hun aandeelhouders van hun volledige aansprakelijkheid ontheffen, indien de bedrijven de activiteiten volgens de nodige vergunningen hebben verricht. Volledige aansprakelijkheid vervalt ook wanneer de bedrijven de schade, met de op het moment van de activiteit geldende stand der techniek, niet hadden kunnen voorzien. Deze ontheffing van volledige aansprakelijkheid speelt volgens Zandvoort risico-nemend gedrag in de hand. Hij betoogt dat beperkte aansprakelijkheid onderzoek naar risico’s en schade ontmoedigt, en onwetendheid en negatie van risico’s en schade aanmoedigt. Het ontbreken van volle aansprakelijkheid betekent ook dat de burger altijd voor een aanzienlijk deel van de gevolgen opdraait (private baten versus publieke kosten).

Om reden van de beperkte aansprakelijkheid van Akzo; en omdat het zinloos is Twence en de andere publieke vulstof-leverende afvalverwerkingsbedrijven verantwoordelijk te houden (de burger draait toch voor de kosten op); én omdat Akzo door deze samenwerking met Twence de verantwoordelijkheid deels bij de publieke sector neerlegt, zouden volgens Zandvoort alle betrokken bestuurders, bewindsmannen en -vrouwen, politici en adviseurs persoonlijk verantwoordelijk gesteld moeten kunnen worden.

Zandvoort concludeert verder dat de geboden oplossing van Akzo en Twence moet worden uitgesloten, omdat a) in deze pilot de aansprakelijkheid wettelijk (deels gevrijwaarde BV’s, en Twence e.a. als publieke bedrijven) en praktisch (niemand is na lange termijn nog aansprakelijk te stellen) niet goed kan worden vastgelegd; en b) omdat er minder risicovolle alternatieven beschikbaar zijn waarvan de aansprakelijkheid wèl vast te leggen is.

Professor Dr. Ir. Geo-engineering Timo Heimovaara van de Universiteit Delft, tevens lid van de Technische Commissie Bodem, was als spreker uitgenodigd maar van mening dat hij niet aan de conferentie kon bijdragen omdat zijn vakgroep gefinancierd wordt door AkzoNobel. Desondanks deelt hij op persoonlijke titel zijn visie en geeft voor de conferentie een belangrijk advies per mail. Hij stelt vast dat wij als samenleving tot nu toe altijd spijt hebben gehad van een beslissing in het verleden om afval in de bodem te bergen. “Daarom is er regelgeving ontstaan om dit te voorkomen. Echter keer op keer komen er initiatieven om dit toch weer te doen omdat dit economisch de voordeligste optie is. Historie laat zien dat dit voordelig is voor de ondernemer, de lasten worden vrijwel altijd afgewenteld op de maatschappij op de lange duur”.

Heimovaara vraagt zich af hoe de mijnbouwer de maatschappij compenseert voor eventuele toekomstige schade. “Wat een lastig punt zal blijven is het leggen van de lasten voor schade in de toekomst”. Volgens hem zal het beletten dat schade wordt afgewenteld op de maatschappij in de discussie centraal moeten staan. “Het openbaar bestuur zou een heldere afweging moet maken waarin de nut en noodzaak discussie afgebakend moet worden. Dan kunnen alternatieven worden afgewogen”.

Mede door dit advies van Heimovaara zijn twee ethici voor de conferentie uitgenodigd, een daarvan is Professor Dr. Ir. Ibo van de Poel, eveneens van de Technische Universiteit Delft. Van de Poel gaat tijdens zijn voordracht dieper op het door Heimovaara geschetste schade-dilemma in p). Hij stelt dat de bevolking onderdeel is van het experiment, en dat lessen vaak pas worden geleerd als het te laat is. Hij somt tijdens zijn voordracht, en in een later opgestuurde toelichting, een aantal voorwaarden op waar een maatschappelijk verantwoorde pilot in Twente aan zou moeten voldoen:
Naast deze genoemde voorwaarden, waar de Twentse pilot vooralsnog niet aan voldoet, geeft van de Poel meerdere redenen om niet te willen kiezen voor een oplossing waarbij gevaarlijk afval wordt gebruikt:
Om reden van de onomkeerhaarheid van schade denkt ook Van de Poel aan compensatie. Hiertoe zou een waarborgfonds ingesteld kunnen worden waar een deel van de opbrengsten (van bijv. opslag van afval) ingaan. Hieruit kan ook onafhankelijke monitoring en dataverzameling betaald worden.

Ook Lucas Reijnders acht het gebruik van vliegas e.d. niet nodig voor de stabilisatie van de cavernes. Het motief van de keuze voor deze toepassing is volgens hem puur van economische aard; een motief dat niet opweegt tegen de risico’s die genomen worden. Volgens Roland Weber start Zwitserland met het terugwinnen van zink, lood, koper en cadmium uit vliegas. Er is dus ook een economische reden om verbrandingsafval niet toe te passen.

De tijd is rijp dat overheden, bedrijven en kennisinstellingen, in de woorden van inleider Ir. Robert Geerts, “met een kritische houding en met volle verantwoording”, werkelijk innovatieve antwoorden zoeken op de neveneffecten van achterhaalde technieken als zijnde afvalverbranding en ondergrondse zoutwinning.


Noten
v) Voor deze conferentie zijn daartoe zorgvuldig enkele onafhankelijke deskundigen uit binnen- en buitenland geselecteerd. Later bleek dat IfG uit Leipzig in het verleden wel diensten aan AkzoNobel heeft verricht.
c) Chapman en Hooper 2012 in Proceedings of the Geologists’ Association.
r)  Lucas Reijnders kon de conferentie niet bijwonen, en heeft zijn visie op de materie per mail medegedeeld.
s) Chanbarzadeh S et al. Deformation-assisted fluid percolation in rock salt, 27 november 2015, Science.
d) Structuurvisie Ondergrond Drenthe 2.0 (2013).
g) Damveld H 1994, Kernafval in zee of zout, Greenpeace.
z) Henk Zandvoort heeft zijn presentatie na de conferentie op basis van voortschrijdend inzicht aangepast.
p) Ibo van de Poel heeft zijn presentatie na de conferentie op basis van voortschrijdend inzicht aanzienlijk aangepast.