afvalverbranding achterhaald
 
Verbranding van huishoudelijk en ander afval lijkt in Nederland en de rest van Europa tegenwoordig een redelijk schoon proces. Dat is te danken aan de plaatsing van kostbare filterinstallaties die schadelijke reststoffen wegvangen. Echter, een aanzienlijk deel van het afval blijft na verbranding over, vervuild met giftige bestanddelen.
 
Tijdens verbranding ontstaan nieuwe afvalstromen, zoals vliegas, ketenas, bodemas, filterkoek, rookgasreinigingszouten, kalkfilterstof, rookgasreinigingsslib, sodafilterstof, en afgewerkte actieve kool. De omvang van deze afvalstromen is groot. Zo blijft een kwart van al het afval over als bodemas. Al deze reststoffen kunnen hoge concentraties zeer giftige bestanddelen zoals zware metalen en dioxinen bevatten. Deze bestanddelen kunnen zich gemakkelijk met kleine stofdeeltjes via de lucht verplaatsen. Ter bescherming van personeel, publiek en bodem worden de reststoffen van verbrandingsinstallaties doorgaans vochtig gehouden s). Dat dit niet altijd gebeurt is op onderstaande foto’s van een open opslag van bodemas te zien.
 
Op de foto van afvalverbrander Twence BV te Hengelo (links) is rechtsonder de opslagplaats voor bodemas zichtbaar. In de rechter foto is deze tijdelijke maar onbedekte opslag uitvergroot (foto’s: Google Maps 2013).

Om stortkosten uit te sparen worden reststoffen, met  name bodemas, hergebruikt in de (wegen)bouw. Een in toenemende mate (o.a. in beton) hergebruikte reststof is vliegas. Vliegas is een gevaarlijke afvalstof volgens de 91/689/EEG richtlijn Gevaarlijke Afvalstoffen. Het bestaat uit onbrandbaar materiaal en bevat zware metalen als kwik, cadmium en arseen. Ook bevat het moeilijk afbreekbare verbindingen die zijn ontstaan tijdens de verbranding, zoals dioxinen, furanen, polychloorbifenylen (PCB’s) en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s). In de onderstaande tabel staan voor vliegas en enkele andere reststoffen de gehaltes aan enkele giftige stoffen. Wat opvalt is dat de hoeveelheden giftige bestanddelen per reststof sterk kunnen wisselen. Vliegas en filterkoek kunnen de hoogste gehalten dioxinen bevatten.


Gehaltes aan toxische bestanddelen in reststoffen van afvalverbranding 1)

Daarnaast is bij geen enkele oven de filtering honderd procent, waardoor voortdurend lage hoeveelheden gifstoffen uit de schoorsteen ontsnappen en in het landschap neerdalen.

Bijvoorbeeld, ook bij de als modern gekwalificeerde afvalverbrander Twence BV uit Hengelo (zie foto) komen gifstoffen via de schoorsteen vrij. Vanaf de inwerkingtreding van de vier ovens tot eind 2013 heeft het bedrijf in het totaal zo’n 100 kilo kwik, 100 kilo cadmium en 100 milligram dioxinen en furanen in de atmosfeer geloosd 2).
 
Een groot deel van deze gifstoffen is in het Twentse landschap neergedaald (zie kaartje) en heeft zich opgehoopt in bodem, gewassen, dieren en mensen. Deze belasting van het lichaam komt bovenop de verontreinigingen die mensen binnenkrijgen uit gebruiksproducten, voedsel, water en lucht. In het lichaam werken deze gifstoffen als hormonen en kunnen daardoor al in uiterst lage concentraties de ontwikkeling van het menselijk embryo verstoren en ziekten zoals kanker veroorzaken. Voor deze stoffen geldt geen toelaatbare ondergrens; de kleinste dosis kan schade veroorzaken 4).
 

Figuur: neerslag van dioxinen en furanen afkomstig van de afvalverbrandingsinstalltie van Twence BV 3). De neerslag is alleen geschat voor de korte afstand. Bekend is dat dioxinen e.d. via de lucht over grote afstanden worden vervoerd.
 
Dit alles maakt verbranding een verre van duurzame maatregel, ondanks eventuele terugwinning van energie. Ook verbranding van biomassa draagt aan de uitstoot met gifstoffen bij. In tegenstelling tot composteren en vergisten, is verbranden van biomassa voor energiewinning daarom nooit duurzaam 5).
 
De Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen stelt preventie van afval als topprioriteit, boven afvalrecycling en ver boven verbranden 6). De EU verwacht hiertoe eind 2013 concrete voorstellen van de lidstaten. Om deze reden zou aandacht en onderzoek zich nu vooral op preventie moeten richten. Iedere vorm van verbranding zou zo spoedig mogelijk beëindigd moeten worden.


s) Sabbas T et al 2003, Management of municipal solid waste incineration residues, Waste management 23:61-88.
1) Arbocatalogus afvalbranche (www.arbocatalogus-afvalbranche.nl, geraadpleegd 2 juni 2013). *Dioxines en furanen zijn uitgedrukt in toxiciteitsequivalenten (TEQ) van de giftigste dioxine 2,3,7,8-p-tetrachloordibenzodioxine (2,3,7,8,-TCDD).
2) De grove berekening van de jaarlijkse en totale uitstoot kwik, cadmium en dioxinen door de verbrandingsinstallaties van afvalverwerker Twence BV te Hengelo, is gebaseerd op Weerdt DHG en J de Wolf 2007, Gezondheidseffectscreening Twence, Boeldershoek, GGD regio Twente; en Twence BV Duurzaamheidsverslagen 2009 en 2011. Voor een meer precieze berekening zouden de jaargemiddelden van elk afzonderlijk jaar gebruikt moeten worden, en dan nog blijft het een berekening gebaseerd op gemiddelden van slechts vier metingen per jaar. Onduidelijk is wat de conditie was van de installatie, c.q. verbranding op deze meetmomenten.
3) Weerdt DHG en J de Wolf 2007, Gezondheidseffectscreening Twence, Boeldershoek, GGD regio Twente.
4) website Air Quality in Europe (laatst bezocht 17 december 2013).
5) Lansink A en H de Vries 2010, De kracht van kringloop.
6) Richtlijn 2008/08/EU.

Foto afvalverbrandingsinstallatie: Stg. Huize Aarde